Select Page

Friedrich Nietzsche

(1844-1900)
foto van victorgrigas

Nietzsches leven en werk

Nietzsche werd geboren in 1844 in Röcken. Zijn vader en grootvader waren predikant. Zuster Elisabeth, twee jaar jonger, heeft hem haar hele leven verzorgd. Slechts even verdrongen door verliefdheid op de jonge Russin Lou Salomé (1861-1937), die meer interesse had in zijn vriend Paul Ree. Gymnasium, theologie, klassieke letteren. 1869 hoogleraar taal- en letterkunde Basel. 1868 vriendschap met Wagner, tot 1876 na afwijzing van lofzang op Richard Wagner in Bayreuth. Definitief na Parzifal, Wagner is vroom geworden. Nietzsche heeft veel gezondheidsklachten (migraine, oogkwaal) en misschien een geslachtsziekte.

Zijn stijl is fragmentarisch en heftig. Wilskracht is zijn thema, verbreken van schone schijn en versluiering zijn streven, dood van God, nieuwe moraal, weg van de slavenmoraal. 1889 scene met paard, 1900 overleden als plantje.

Invloeden Wagner en Schopenhauer

Richard Wagner vervulde voor Nietzsche de ideale rol van de kunst in de moderne tijd. Een hernemen van de geest van de Griekse tragedies: de held handelt zelfbewust en schikt zich naar het noodlot. Maar Parzival was een berusting in Christelijke zin. Volgens Nietzsche stond er niets boven de wereld: geen transcendentie alleen immanentie, de mens kan de wereld niet naar zijn eigen hand zetten, hij is onderworpen aan krachten die sterker zijn dan hijzelf, daar moet hij niet berusten, maar hij moet liefde voor het noodlot opvatten, amor fati.

Volgens Nietzsche kwam alles voort uit de muziek. Wat aansloot bij Schopenhauer. Schopenhauer vereenvoudigde het transcendentale schema (waarmee we de wereld kennen) tot tijd, ruimte en oorzakelijkheid. Zijn begrip voorstelling is Kant’s verschijning, maar Schopenhauer probeert de werelden van Kant weer bijeen te brengen en introduceert de (wereld)wil, het levensprincipe, als grondslag van beide werelden. De wil en zijn rusteloze verandering zijn eerder bron van ongeluk, alles gaat weer verloren. Berusting is het enige wat rest. Beïnvloed door Boeddha meende Schopenhauer dat we ons moeten overgeven aan de wereldwil en onze eigen wil daarin laten opgaan. Medelijden is één weg. Muziek is de meest beweeglijke en vergankelijjke kunstvorm en brengt de mens het dichtst bij het wezen van de werkelijkheid. Nietzsche is het met veel eens maar niet met de berusting en opgave van de wil. Verzoening met de werkelijkheid komt door die juist onvoorwaardelijk te willen: amor fati.

Nietzsche oriënteert zich op de presocratici, die nog niet de ziekelijke neiging hebben om tegenstellingen op te lossen door de wereld te verdubbelen in een volmaakte bovenwereld (van zijn en oneindigheid) en onvolmaakt ondermaanse (van wording en vergankelijjkheid). Plato en Socrates hebben zich laten meeslepen door de illusies van het logische denken. Voor Nietzsche was de presocraat Heraclitus van Ephese (Herakleitos belangrijk: panta rhei, men kan nooit tweemaal in dezelfde rivier baden. De uitspraak van Heraclitus: De oorlog is de vader van alle dingen is de basis voor zijn idee dat pure krachtsverhoudingen de wereld regeren. Alles staat in het licht van de uitoefening van kracht of macht, de wil tot macht.

De stroom van het worden

Stabiliteit berust op een constructie. Ook het ‘ik’ is een constructie. Het ‘ik’ zet vast, terwijl we niets anders zijn dan een stroom van gedachten, gevoelens en aandriften. We geven de wereld een stabiliteit die ze van zichzelf niet heeft. Plato haalde met zijn generalisaties het veranderlijke uit de werkelijkheid en maakte hem zo geschikt voor het denken.

Als de wereld een geheel van strijdende krachten is dan volgt daaruit een tegenstrijdigheid. Als niets vaststaat is dat zelf een vaststaand principe. (Henrickus: Dat is onzinnig want het gebruik van taal eist dat je reduceert. Je kunt niet de hele wereld zeggen. De paradox is inherent aan taal, niet aan de realiteit. Als je zegt dat het enige dat vaststaat is dat er niets vaststaat, dan is dat alleen een paradox in rationele betekenisgeving, maar niet in alle andere vormen. Het is juist inherent aan de werkelijheid zoals die in wezen is dat iedere rationele uitspraak uiteindelijk leidt tot een paradox. Daarmee is het bestaan van de paradox het bewijs van de stelling dat niets vaststaat. Als de logica vaste grond zou hebben zou de paradox niet bestaan. Overigens kun je in lijn met Gödel’s onvolledigheidsstelling poneren dat logica losgelaten op de werkelijkheid uitspraken doet over iets dat buiten haar zelf ligt. De logica is een vorm die we de werkelijkheid opleggen, die vorm is blind voor alle andere vormen van betekenis buiten de vorm die ze zelf voortbrengt).

De noodzakelijke illusie

Volgens Nietzsche hebben we er kennelijk behoefte aan de werkelijkkheid te vatten in vaste begrippen. Die begrippen zijn ongeldig, met alle gevolgen van dien

  1. Elk begrip ontstaat door het gelijkstellen van het niet-gelijke (generalisatie). Het algemene wordt oorzaak van het specifieke. In het geval van bv eerlijkheid: ‘Waarom heeft deze man vandaag zo eerlijk gehandeld, omdat hij eerlijk is’.
  2. De natuur kent geen begrippen, geen vormen en soorten.
  3. De waarheid is aldus een mobiel leger metaforen, metonymia’s en antropomorfismen. Waarheden zijn illusies waarvan men vergeten is dat ze illusies zijn. De samenleving legt ons op waarachtig te zijn, dwz volgens de gangbare metaforen te liegen, volgens eeuwenoud gebruik liegt de mens volgens vaste conventies en vergeet dat hij liegt, gaaat zijn eigen leugens geloven. Als redelijk wezen plaatst hij zijn handelen onder heerschappij van zijn abstracties. Hij kan er niet meer tegen meegesleurd te worden door de waarnemingen.

De leugen die ten grondslag ligt aan alle keniis is onze vervorming van de werkelijkheid door het hanteren van (starre) begrippen en namen. Op basi van die begrippen leren we de wereld te beheersen. Deze interpretatie van de werkelijkheid lijkt op die van Kant, maar Nietzsche stelt dat we de begrippen vormen naar onze behoeften, daarmee oefenen we macht uit over de werkelijkheid.

realisten
beweerden dat een begrip overeenkwam met een daadwerkelijk bestaande entiteit
nominalisten
een begrip is slechts een aanduiding in het taalgebruik zonder corresponderend object in de werkelijkheid.

Volgens Nietzsche is een begrip een (antropomorfe) vervorming van de werkelijkheid, het ontstaat in een creatief proces van de verbeeldingskracht (niet de rede). De relatie tussen begrip en werkelijkheid is esthetisch van aard.

Nietzsche als psycholoog

De mens heeft behoefte aan de begrippen voor stabiliteit in een instabiele werkelijkheid. Kennis is een overlevingsinstrument, het leven in illusies is onontkoombaar noodzakelijjk. Onze grootste ziekte is dat we dat vergeten. Achter de moraal ziet hij een verborgen wil tot macht. Een dekmantel waar de machtswil gebruik van maakt. Vaak met oprecht geloof in onze eigen deugdzaamheid. Nietzsche inrtoduceert als één van de meesters van het wantrouwen (Paul Ricoeur) het onbewuste.

Het tragische kennen: Nietzsche over schijn, schoonheid en perspectivisme

De tragedie: orde en roes, Apollo en Dionysus

Socrates en Plato (volgens Nietzsche vallen ze samen) hebben fatale invloed gehad op Europese cultuur. Ze konden simpelweg niet leven zonder vaste grond onder de voeten en introduceerden de Ideeën en een theoretische, wetenschappelijke houding, waarachter de afgrond van verandering en onbestendigheid verborgen blijft.

Dionysus
staat voor de roes, het wilde en losbandige
Apollo
staat voor schoonheid, harmnie. De God van evenwicht (de centrale waarde in de Griekse kunst), koel en onverstoorbaar

Volgens Nietzsche drukt de tragedie het lot van de mens uit die zich onderworpen weet aan blinde, amorele, irrationele krachten waartussen hij zich niet staande kan houden. In de tragedie gaat de held te gronde aan een onverzoenlijk dilemma waarin de Goden hem hebben geplaatst. Hij dood zonder het te wteen zijn ouders, ziet zich gedwongen zijn zuster te doen of moet kiezen tussen morele plicht en leven. Het is de gapende afgrond die zich in ons schijnbaar ordelijke bestaan af en toe opent en al onze zekerheden loochent. De rede krijgt nooit echt vat op de werkelijkheid, de woeste chaotisch ondergrond wordt Dyonisisch beleefd in de roes, de redeloze extase. Het Dyonisische is oorsprong van de tragedie, maar het kunstwerk kan niet alleen in een roes tot stand komen, het heeft het appolinische nodig om vorm te krijgen. De tegenstelling bleek te groot en gaandeweg raakte het Dyonisische element op de achtergrond. Dat omslagpunt zat bij Euripides, die volgens Nietzsche geholpen werd door Socrates. De theoretische mens raakt ontaard en vergeet de muziek als uitdrukking van beweeglijkheid en richt zich louter op het statische.

Principium individuationis
scholastiek begrip, het principe dat uit het algemene het bijzondere isoleert. Volgens Nietzsche is het de rde die uit de stroom van het worden het afzonderlijke en blijvende (en dus ook het individu) isoleert.

Apollo is de God van de helderheid en de maat. Volgens Nietzsche isoleert hij als tegenstander van chaos en troebelheid, uit de stroom van worden, het afzonderlijke en blijvende dus ook het individu. Apollo is de verpersoonlijking van de menselijke hang naar zekerheid en helderheid.

Het ethisch principe van de Grieken wordt het evenwicht en de weg van het midden, de mens daarom moet zichzelf kennen, doorgronden. Alles wat onbeheersbaar is (roes, overmatigheid) leidt tot ondergang van het individu.

De wetenschap zal onherroepelijk tegen haar eigen grens aan lopen, omdat ze gebaseerd is op een kunstmatig beeld van de werkelijkheid (Henrickus: rationaliteitswig). Het is ‘tragische kennis’, enerzijds van wege het echec van de het menselijk kenproject, anderzijds omdat het (als de tragedie) de Dyonisische afgrond van de wordende wereld oproept.

Nietzsche over kunst en schoonheid

Kunst is het dyonisische aspect van chaos vormgegeven in het Apollinische aspect van orde, schoonheid en regelmaat. Niet de (Apollinische) schoonheid is de kern van de kunst, maar het wezen van de (Dyonisische) werkelijkheid. Dat wezen is niet mooi en wel geproportioneerd, maar een wilde en aggressieve werveling van krachten. De beeldhouwkunst (en architectuur) is Apollinisch: statisch en met zuivere verhoudingen, de muziek is Dyonisich. De schoonheid loochent de tragische beklemmende waarheid van de wereld, zij is haar onwaarheid.
Friedrich von Schiller zegt dat creativiteit het resultaat is van Spieltrieb en Formtrieb.

Voorbij het dualisme: Nietzsche als positivist

Nietzsche verkettert welsiwaar de wetenschap als schijn, maar de benadering van zonder a priori waar te nemen spreekt hem aan. Er is geen Hinterwelt, geen metafysica. Hij werd positivist.

Positivisme, Auguste Comte
alleen datgene wat zich in de werkelijkheid stelt bestaat. Het staat hier tegenover speculatief niet tegenover negatief. Empirische kennis confronteert mensen via de waarneming met een wereld van feitelijkheid, die beheerst wordt door toeval (contingentie).

Ook het positivisme heeft zijn problemen, wil de wetenschap iets met zijn waarnemningen doen dan heeft het een raamwerk nodig. Dat komt voort uit de rede, niet uit de werkelijkheid. Het positivisme is socratischer dan op het eerste gezicht lijkt en Nietzsche laat het weer varen. Wat overeind bleef is dat de wereld een en enkelvoudig is onddanks de tendensen die daarin aanwijsbaar zijn. Er moet dus afgerekend worden met de tegenstelling tussen zijn en schijn.

Het perspectivisme

Nietzsche heft de ‘ware wereld(en)’ (ironisch), die van Plato, het Christendom en Kant op. Daarmee verdwijnt het onderscheid tussen zijn en schijn. Allen de empirische wereld is werkelijk, er ligt niets achter. Waarheid en schijn houden beide op te bestaan. ‘Kennen’ is een vorm van geweldsuitoefening. Er is geen objectieve waarheid alles is perspectief van de waarnemer. Volgens Nietzsche is het niet mogelijk om in discussie tot een gedeelde visie te komen. Het zou impliceren dat er onaantastbare waarheid te behalen valt en dat de discussanten belangeloos zouden discussiëren, terwijl het hele bestaan een strijd van leven en dood is.

Nietzsche als retoricus

Logica wordt in dienstgesteld van retoriek. Met argumentatie stelt hij niets te maken te hebben. Hij weerlegt zijn tegenstanders minder dan dat hij ze hoont. Wat doet een mens die zegt zich door waarheidsliefde en logische argumentatie te laten leiden, niets anders dan zich voordoen als een eerlijk en betrouwbaar mens die zich ‘kwtsbaar’ opstelt om zijn gesprekspartner te verleiden. Het is achterbaks en verwant aan de slavenmoraal (van de zwakken). Zijn perspectivisme toont zich ook in zijn schrijfstijl, fragmentarisch, de ene waarheid die (vanuit een ander perspectied) de andere opheft. Er mag geen afgerond systeem ontstaan, want dat zo upretenderen de enige waarheid te zijn.

Nietzsches genealogie en moraalkritiek

  • Moraal ontkent de werkelijkheid
  • Moraal is een dekmantel voor machtshonger

Nietzsche ziet ook in de moraal een verdubbeling. De ‘priesterkaste’ laat het prediken van een moraal altijd samengaan met slinks macht naar zich toe trekken. De idee van een hiernamaals of een sublieme verandert de mensen in makke schapen. Moraal ontkent de werkelijkheid en is een dekmantel voor machtshonger. De moraal leidt tot nihilisme.

Zijn genealogische methode onderzoekt de vooronderstellingen en machtseffecten van morele stelsels. Er is geen bovenwereld, er is geen compensatie voor het lijden. Maar dat betekent niet dat je moet berusten en de zinloosheid moet aanvaarden. Als er geen beloning of straf is wat is dan de waarde van de tegenstelling tussen goed en kwaad? De Engelse moraalfilosofen (utilisten) menen dat ‘goed’ afhankelijk is van het nut van de handeling voor degene die daar het voorwerp van is. Nietzsche draait dat om, niet de passieve zou moeten bepalen of een daad goed is of slecht, maar de actieven, het benoemen en kwalificeren van de werkelijkheid is een uitoefening van kracht. In de Engelse benadering heeft al een morele revolutie plaatsgevonden en hebben de zwakken het heft in handen. Niet door verzet tegen de sterken, want dat zou een strijd van sterken zijn, maar door de definitie van goed en kwaad. Aanvankelijk bepaalde de sterke mens echter wat goed was. Als hij gaf, bewonderde of vereerde was dat belangeloos en niet uit angst. Het slechte was het minne het tegenovergestelde van het goede.

De aristocratie (met herenmoraal) is de positieve scheppende kracht, het volk definieert zich op negatieve wijze door nee te zeggen tegen dat wat wél de kracht had om het bestaan te beamen. Die negatieve houding is een houding van ressentiment en wraakgevoelens jegens een sterker mensengeslacht dat hen overvleugelt.

Nietzsche stelt dat het subject begrip ontstaat uit dit ressentiment: het subject en de handeling worden los van elkaar gezien, het subject is een neutrale instantie die verantwoordelijk is voor de handeling. Hij heeft een keuze en kan dus het ‘kwade’ kiezen. Maar het handelen staat volgens Nietzsche niet los van het subject, maar valt daar mee samen, er is wederom geen verdubbeling, de roofvogel kan niet kiezen een lammetje te zijn. De mens is, valt samen met zijn handelen. Wat hieronder zit is de poging van de zwakken om achter alle (onzekere) wording een vaste basis te projecteren. Het zijn van de mens is een abstract en onbewogen punt in het universum geworden (subject of ziel) dat vervolgens de vrijheid heeft om te beslissen tot deze of gene handeling, tot goed of kwaad. De roofvogel kiest met het doden van het lammetje bewust voor het ‘kwaad’. De mens wordt daardoor van zijn wezen beroofd en geleerd om zijn krachten en aandriften te beheersen. Zijn wil te beteugelen en de wereld te verzaken in afwachting van een betere. De hemel is een uitvinding van het ressentiment. “Ook mij schiep de eeuwige liefde” moet worden “Ook mij schiep de eeuwige haat”. De straf van de heersers is gedelegeerd aan de hel, omdat de zwakken er zelf niet toe in staat zijn. Illustratief is volgens Nietzsche het citaat van Thomas van Aquino: het zien lijden van de zondaars in de hel is een van de geneugten van de hemel. Zelfs het perspectief van eeuwige zaligheid is een gevolg van haat.

Nietzsches moraalkritiek kan als hypothetisch én als realistisch geïnterpreteerd worden. Hypothetisch als een aanklacht en opschudding. Realistisch betekent dat het geacht wordt waarheidsgetrouw te zijn, het recht van de sterkste. De realistische intrepretatie is sterk individueel, ik overheers jou. Wat niet strookt met zijn sympathie voor het Dyonisische, waarbij het individuele prijsgegeven wordt in overgave. De hypothetische interpretatie benadrukt het samenstel van krachten waarin het individu is opgenomen.

Nietzsche heeft wel aanzetten gedaan tot een nieuwe moraal, maar deze nooit uitgewerkt.

Nietzsche maakt onderscheid tussen twee typen moraliteit of mentaliteit:

  • Master morality
    • Good vs bad
    • spontaneous self affirmation
    • Strong, healthy, vibrant, aristocratic, noble, affirmative
  • Slave morality
    • Good vs evil
    • resentful reaction to strength
    • weak, ill, pitying, negative, base

Het is Nietzsches overtuiging dat de oorsprong van goed als ‘zelfopoffering’ een misvatting is en voortkomt uit de slaven moraliteit. Ergens is de notie van goed – dat iemand nuttig is voor anderen – overgegaan in dat iemand zich inspant voor anderen ook als het hem zelf nadeel oplevert en uiteindelijk verworden tot de notie dat het goede juist die zelfopoffering is. Die notie ontstaat juist in de slaven moraal.

De wil tot macht is een soort realiteit, een positieve energie die meer energie en macht zoekt en aan alles wat ontstaat ten grondslag ligt. Onvermijdelijk ligt de macht bij een kleine groep. De mensen die zich zo voelen denken niet aan goed of fout, goed is hoe zij zich voelen, krachtig, actief. Dat wil je behouden, bevestigen.

De slavenmentaliteit is een veroordeling van de kracht van de sterken. Het uit geen affirmatief ja tegen het leven, maar een afwijzend nee. Toch heeft ook de slavenmentaliteit dezelfde ‘drive’, de wil tot macht. Het draait de waarde tafel om en veroordeeld kracht, dominantie en de wil om te veroveren als slecht, terwijl armoede, zwakte, lijden, bescheidenheid, zelfopoffering goed zijn (het christendom is hierin te herkennen). Deze strategie is succesvol gebleken, gedreven door de wil tot macht worden de regels omgedraaid, maar de zwakken zijn het tegenovergestelde van de wil tot macht en mogen dan de slag gewonnen hebben, maar de oorlog verloren.

Nietzsches toekomstvisie en invloed

De dood van God

Met nihilisme bedoelt Nietzsche de afwijzing van het gezonde bestaan en de wereld als krachtenspel. Alles van kracht wordt steeds meer geprojecteerd in een ideale wereld aan gene zijde van dit bestaan, die vervolgens in de vergetelheid raakt. Dan is het nihilisme voltooid, er is niets meer. Zijn dolle mens (vrolijke wetenschap, fragment 125) illustreert dit, het volk ziet niet dat de dood van God de totale ineenstorting van de inrichting van de werkelijkheid tot gevolg heeft, zonder metafysica is er geen verantwooridng meer voor de huidige moraal.

Er is geen waarheid meer en dus geen kennis. Volgens Nietzsche is dit op zich geen hogere waarheid, maar gewoon een perspectief dat het best aansluit bij de idelaen van oprechtheid, onverschrokkenheid en vastbeslotenheid.

Het Christendom heeft een wereldbeeld ontworpen met een vaste onaantastbare waarheid. Het heeft de wetenschap voortgebracht en de wetenschap laat zelf zien dat het wereldbeeld waarop ze steunt niet houdbaar is. De wetenschap die zoekt naar die ene objectief waarneembare werkelijkheid (het zijn) verliest de werkelijke werkelijkheid (van het worden) juist uit het oog.

De perspectivistische waarheid is waar voor degene die het perspectief heeft ontworpen.

De beaming van het leven

Voor Nietzsche is de basis van de moraal hoe iemand ommgaat met de wetenschap dat er maar één wereld is, die geregeerd wordt door blinde krachten. Er is maar één abtwoord moegelijk: JA! Nietzsche wil de mens terugplaatsen in de natuur. De geest is een orgaan, kennis en redeneervermogen zijn niet meer dan hulpmiddelen, opgaan in de natuur en alle krachten insinctief goed gebruiken is de ‘grote gezondheid’. De slavenmoraal moet plaatsmaken voor de moraal van de aristocraat. Deze schuwt geweld niet, maar strijdt met zijn gelijken en houdt steeds mee rvan het leven zoals het is. Als men het leven onvoorwaardelijk beaamt, dan moet je het ook oneindig willen herhalen. De eeuwige terugkeer van hetzelfde is de ultieme test.

Nietzsche wordt gezien als grondlegger van het post-modernisme. Heidegger noemt Nietzsche de laatste metafysicus. Ondanks dat hij Plato op zijn kop zette bleef hij zelf vasthouden aan een laatste metafysisch principe: de wil tot macht.

Print Friendly, PDF & Email